Kasteel Trautenfels

Landschapsmuseum

In de volgende zalen vertellen we over de natuur - en de cultuurgeschiedenis van het district Liezen. Het strekt zich uit van Maindling in het westen tot Wildalpen in het oosten, van het Stiermarkse Salzkammergut in het noorden tot Treglwang in het Paltendal. Met een oppervlakte van 3.315 km² is het het grootste politieke district van Oostenrijk (veruit groter dan de deelstaat Vorarlberg). Het aantal inwoners bedraagt ongeveer 80.000 (stand op 1 januari 2019).

Content in other languages

Here you can find content in other languages.

Zeichnung eines Grundrissplanes mit 12 nummerierten Räumen und einem großen Raum der "Marmorsaal" genannt wird.

Bildinformationen

Ein Kalstein-Felsbrocken liegt vor einem Gemälde auf einem Podest. Auf dem Gemälde ist der Berg Grimming zu sehen.

Bildinformationen

1 Over ons museum

In de loop der tijd…
…worden bergen kleiner en rotsblokken afgeronder, snijden rivieren zich dieper in, komen objecten in het museum terecht, wordt het onschijnbare spannend, wat vergeten is terug zichtbaar, het alledaagse iets bijzonders, wordt het verleden begrijpelijk, ziet men buiten heel wat nieuws. In de loop der tijd.

2 Over bos en hout

Meer dan de helft van het district Liezen is met bos bedekt. De mens had enorm veel hout nodig om nederzettingen te bouwen, zo ook voor handwerk en industrie. Door de toenemende exploitatie werden natuurlijke bossen meer en meer vervangen door aangeplante bossen voor economische doeleinden.


De wereld van het bos 
Het bos is een volledig ontwikkelde levensgemeenschap van planten en dieren. Kleine bodemplantjes, alle levende wezens in de bodem van het bos en oneindig veel nuttige bacteriën zijn belangrijk voor zijn groei en ontwikkeling. In een vitaal en gezond bos vormen voedingsstoffen een constante kringloop. Ze worden door de wortels van de bomen opgenomen en vallen in de vorm van bladeren en naalden weer op de grond. Daar worden ze door kleine levende wezens opgesplitst en terug aan de kringloop toegevoegd.

Oerwoud 
In natuurlijke bossen is er een grote verscheidenheid aan dieren en planten die in verschillende ontwikkelingsstadia naast elkaar leven. Loof, naalden, rotte takken en stammen dragen tot de vorming van humus en op die manier tot de plantengroei bij. Levende bomen en dood hout zorgen voor uitstekende levensvoorwaarden voor een groot aantal organismen. Het sterven en vergaan van een reuzenboom zijn de belangrijkste voorwaarden voor het ontstaan van nieuw leven. De eeuwige kringloop tussen dood en leven wordt gesloten.

Cultuurbos
Door het ingrijpen van de mens werd de leeftijdsopbouw van de bomen vaak geünificeerd om er beter gebruik van te kunnen maken. Daardoor kan dit bos alleen nog maar een biotoop vormen voor een klein aantal planten en dieren. De kruinen van de bomen vormen een gesloten dak en laten te weinig licht door, nodig voor de ontwikkeling van een rijke bodembegroeiing. Vandaag de dag wordt er in een cultuurbos steeds meer aan natuurgetrouwe bosbouw gedaan – selectief houtkappen, geen kaalslag, licht dringt door tot in de bodem, verschillende mechanismen van natuurlijke bosverjonging zijn mogelijk.

Tijdperk van het hout
Hout is naast steen en dierlijke grondstoffen het oudste materiaal van de mens. Het gebruik en de verwerking van hout in zijn natuurlijke vorm was het begin van het „houten tijdperk“. In de loop der tijd ontwikkelde de mens alsmaar ingewikkeldere technieken.

3 Tussen berg en dal

Het ontstaan van gebergtes, vergletsjering en verwering hebben in de loop van miljoenen jaren het Ennsdal gevormd. Op een aantal honderden jaren tijd veranderde de mens dit landschap door het te rooien, droog te leggen en te bebouwen. Natuur en cultuur bepalen in een voortdurende wisselwerking het beeld van ons dal.

 

De landbouw in het Ennsdal 
De graslanden van het Ennsdal werden tot in het midden van de 20ste eeuw vaak overstroomd. Ze leverden maar weinig hooi van mindere kwaliteit. Na de regularisatie van de Enns en de drooglegging van de dalbodem was het dan mogelijk op uiterst gunstige plaatsen zelfs graan aan te planten.

Stromend water, loofbossen in waterrijk gebied
Landouwen zijn gebieden die af en toe overstroomd worden. In de hoger gelegen oeverzones konden loofbossen ontstaan. Ondanks menselijke ingreep zijn er aan de Enns nog resten van dit soort bossen aan te treffen.

Stilstaand water – meren, meeroevers
Talrijke planten ontwikkelen strategieën om zich in het water te kunnen hand-haven. Ze leven ondergedoken of aan het wateroppervlak, wortelen of zwemmen vrij. De ondiepe oevers zijn meestal begroeid met riet.

Kwartelkoning
De kwartelkoning was ooit een wijd-verbreide broedvogel van laaggelegen weilanden en rivierdallen. Doordat zijn natuurlijke leefomgeving erg beperkt werd, is hij vandaag de dag met uitsterven bedreigd.

Drassige weilanden en hooiweiden 
Deze weiden zijn ontstaan na het rooien van broekbossen of door de drooglegging van laagvenen. Ze worden maar één keer in de herfst gemaaid waardoor talrijke moerasplanten kunnen voortbestaan. Het voedselarme hooi wordt als stro voor de stal gebruikt.

Laagvenen en hoogvenen
Daar waar het grondwater tot aan het aardoppervlak reikt, kunnen laagvenen ontstaan. Plantendeeltjes verrotten niet volledig, er wordt turf gevormd. Bij hoogvenen gaat het om bol staande lensvormige turfhopen. In tegenstelling tot laagvenen kunnen de wortels van de planten het grondwater niet meer bereiken.

Bossen op hellingen
Afhankelijk van de bodemcondities ontwikkelden zich in het Ennsdal verschillende soorten bossen. Op kalk wortelen bij voorkeur beuken, sparrebomen en zilverdennen. Op de silicaatbodems van de Tauernkant groeien voornamelijk dennen- en sparrenbossen. Hoger gelegen vinden we naast sparren hoofdzakelijk lorken.
 

Boomgrens 
Tot aan de boomgrens op 1900 tot 2000 meter boven zeeniveau worden de bossen alsmaar lichter, alpendennen en bergdennen kenmerken de streek van de alpenweiden. Door intensief beheer van de bergweides werden de bosbestanden minder dicht.

Velden en lage heidestruiken boven de boomgrens 
Boven de boomgrens kunnen alleen nog maar lage struiken, kruidachtige planten, algen en korstmossen overleven. Verantwoordelijk hiervoor zijn de onvruchtbare bodems en het ruwe, stormachtige klimaat.

Rots- en gruisvelden op de bergtoppen
Zelfs in de kleinste rotsspleetjes en op gruisvelden kunnen nog planten wortel schieten. Ook op de constant gladde gruishellingen zijn er bloeiende plantjes of mossen te ontdekken. Op de kale rotsen groeien alleen nog maar algen en korstmossen.

Gesteentes ten noorden en ten
zuiden van de Enns

Het Ennsdal bevindt zich langs een wijd uitgestrekte oost-west lopende breukzone van de aardkorst. Ze scheidt ook de morfologisch tegengestelde soorten gesteentes nl.: de Kalkalpen in het noorden tegenover de leisteen en gneis van de Lage Tauern in het zuiden. Aan de fossielen van de Noordelijke Kalkalpen herkent men dat de gesteentes er in zeebekkens werden gevormd. De diepte van de zee verandert voortdurend in de loop der miljoenen jaren. Ammonieten wijzen op diep water, korallen en zeelelies op met licht doorstroomd, ondiep water. Leisteen en gneis uit de grauwakstreek en de Lage Tauern (Centrale Alpen) ten zuiden van de Enns zijn onder grote druk en hoge temperaturen uit zanderige en leemachtige afzettingen ontstaan. Hierbij ontstonden op sommige plaatsen mooie mineralen.

4 Over de mooie dingen

Vele dingen in de natuur ervaren we als mooi. Door de waarneming ervan winnen ze aan betekenis. Ze creëren ook de wens om onze persoonlijke omgeving vorm te geven.


„Mooi is eigenlijk al dat wat met liefde beschouwd wordt.“ (Christian Morgenstern)


De blik op de Grimming
Het is moeilijk te beschrijven hoe elke mens op zich de schoonheid van een landschap aanvoelt. Nog moeilijker is het om een landschap in woorden te vatten omdat het oneindig ver, bizar en verschillend kan zijn. En het is zeker ook een voorwaarde dat de mens bij het aanschouwen van een stilleven zich de tijd moet nemen om in alle rust te kunnen vertoeven.

Volkskunst
Gebruiksvoorwerpen zijn vaak niet alleen voor nuttig gebruik bedoeld. Ze worden „mooi“ afgewerkt en versierd. Voorbeelden uit de natuur en geometrische vormen, religieuze tekens en afbeeldingen uit het dagelijkse leven worden hiervoor dikwijls als motief gekozen. Dit mooie „sierwerk“ heeft ze dan ook tot geliefde verzamelstukken van musea gemaakt.

5 Over het echte geloof

In de 16de eeuw verspreidde zich de leer van Martin Luther in het katholieke Opperstiermarken. Meer dan 80% van de bevolking wijdde zich aan het nieuwe geloof. Het tot 1599 bloeiende protestantse leven werd nu door de Contrareformatie gewelddadig onderdrukt. Toch hield het evangelische geloof zich tot aan het Edict van Tolerantie in 1781 heimelijk in stand.

De evangelische kerk te Neuhaus 
Een centrum van de evangelisten in het Ennsdal was de kerk van Neuhaus. Na een korte bloeiperiode van slechts 25 jaar werd ze in 1599 met de grond gelijk gemaakt. In 1922 legden archeologen de resten van de grondmuren bloot. Dit areaal is vandaag de dag een gedenkplaats. Ze is vanaf het kasteel te voet op een kwartier bereikbaar.

Gloed onder de assen 
Veel protestanten bleven ook nog na de Contrareformatie hun geloof in het geheim trouw. Het essentiële element van de evangelische leer is het woord van God. Daarom stond de interpretatie van de Bijbel en van ander geschreven materiaal in het middelpunt van de geheime huiselijke godsdienstoefeningen. Op zorgvuldig uitgekozen verstopplaatsen verborgen de evangelisten de verboden boeken.

Bedevaarten naar Moeder Gods 
Met de Contrareformatie werd het religieuze leven van de Katholieke Kerk grondig vernieuwd. Deze gezindheid kwam tot uiting in een sterke toename van bedevaarten en processies vooral naar mariale heiligdommen. Zo kon de kerk bewust de nadruk leggen op het verschil met de protestantse leer, die bedevaarten principieel afwees.

6 Over het sociale leven

Middelpunt van het sociale leven in een oord is de herberg. Hier worden nieuwtjes verkondigd, alledaagse thema‘s besproken, feesten gevierd en zaken afgehandeld.

Over de zwarte gezellen
De jacht was tot in 1848 een privilege van de adel. Nood en passie voor het jagen verleidden veel mannen ertoe te stropen, het ongeoorloofd uitoefenen van de jacht. Stropen betekende niet alleen avontuur maar was dikwijls levensnoodzakelijk om grote families van voedsel te voorzien. De „zwarte jagers“ genoten heimelijk van veel bewondering in brede kringen van de bevolking.

De jacht van de kleine man 
Sinds 1579 was het vangen van zangvogels in het Salzkammergut toegestaan. Deze jacht met lijmstokken en vangkooien beperkte zich tot een bepaald soort vogels: de kruisbek, de distelvink, de goudvink, de sijs, de pestvogel en de keep. De vogels werden tijdens de winter in huis gehouden en liefdevol verzorgd. Er waren publieke tentoonstellingen en prijzen voor de mooiste exemplaren. Sinds 1992 bestaat er in Stiermarken geen vergunning meer om zangvogels te vangen.

In het stamcafé 
Veel groepen en verenigingen hebben hun stamkroeg. Deze bijeenkomsten rond de stamtafel worden vaak door tekens van vakorganisaties of verenigingen gekenmerkt. Prijzen van gewonnen wedstrijden of clubfoto‘s getuigen van zulke activiteiten.

Muziek en dans 
Bij bijzondere gelegenheden maakten muzikanten muziek om te dansen. De meest geliefde instrumenten waren citer, viool, harmonica, en middeleeuwse dwarsfluit. In de herbergen hingen meestal ook enkele muziekinstrumenten aan de muur. Soms werden ze door de gasten spontaan gebruikt.

Koeling met natuurijs 
Voor de uitvinding van de elektrische ijs-
kasten kon men levensmiddelen alleen maar met behulp van natuurijs koelen. De eerste koelkasten hadden nog schappen om er ijs-blokken in te leggen die men dan wel telkens opnieuw moest bijvullen. In de koude tijd van het jaar sneden de mannen met ijszagen grote blokken uit de toegevroren meren. Met een tang trokken ze het ijs uit het water. In geïsoleerde ijskelders opgeslaan kon men de blokken tot in de zomer bewaren.

7 Over kledij

Kleren beschermen, kleden aan, stoten af, verwarmen, koelen, maken mooi, betoveren, charmeren, verleiden, veranderen, geven zekerheid, verwarren, bevestigen, maken onzeker, verbergen,…

Bescherming en signaal 
Een natuurlijk omhulsel beschermt plant, dier en mens. Ze is in het bouwplan van alle creaturen vastgelegd en geven bij plant en dier vaak ook een signaal. Het is enkel de mens die zich als extra bescherming kleren moet bezorgen. Deze kledij krijgt dan ook allerlei vormen en betekenissen.

Uit onze verzameling klederdracht
Dracht betekende eigenlijk „dat wat gedragen werd“. Sociale en economische omstandigheden bepaalden de kledij. Tot in de 19de eeuw ontwikkelden zich regionale verschillen. In de 20ste eeuw werd deze manier van kleden opnieuw ontdekt. Men veranderde ze dan volgens de smaak van die tijd en verklaarde ze als geldige vormen van klederdracht voor bepaalde gebieden. De meesten kleren werden gedragen tot ze volledig versleten waren. Vaak werd uit zondagskledij later alledaagse kleding. Om die reden vind je in veel musea – en zo ook in dat van ons- enkel losse kledingstukken of waardevolle feestelijke klederdracht.

8 Over werk en tradities

Dag en nacht, zomer en winter bepalen het leven van mens, dier en plant. Het boerenleven past zich harmonisch aan de natuurlijk verandering van de seizoenen aan – vóór de industrialisering nog meer dan vandaag. Afgestemd op de daglengtes en de groei van de planten was het zomerhalfjaar gekenmerkt door harde en lange werkdagen. In de winter bleef er dan meer tijd over voor gezelligheid en gewoontes.

De alpiene landbouw
Bestaansvoorwaarde van de boeren in het bergland was de veeteelt. Graangewassen werden enkel voor eigen gebruik verbouwd. Tijdens de hooi- en graan-oogst moest de boerenbevolking dikwijls zeventien uur lang per dag werken.

9 Over de schatten uit onze bergen

Mijnbouw en metaalverwerking waren tot in de 19de eeuw een belangrijke bron van inkomsten voor de bevolking. De ont-ginning en de verwerking van een groot aantal bodemschatten begunstigden de economische ontwikkeling van de regio en waren doorslaggevend voor de culturele verschijningsvorm van het gebied.


Vroege sporen 
Talrijke resten van koperverwerking wijzen op een belangrijk mijngebied in het Paltendal. Al in het 3de millennium voor Christus werd hier in simpele schachtovens koper gesmolten en tot voorwerpen uit brons verwerkt.

Het ondergrondse werk
Het winnen van zilver, koper en ijzer lokte sinds de 14de eeuw veel mensen de bergen in – vooral naar de Schladminger Tauern en de Walchengraben te Öblarn. Met het simpelste gereedschap sloegen de mijnwerkers tunnels en schachten. Om met hun zware last naar boven en naar beneden te komen, gebruikten ze vaste steile ladders.

Van grondstof tot afgewerkt product 
Tot in het midden van de 20ste eeuw werd het in hoogovens gesmolten ijzer nog in walserijen verwerkt. Hiervoor had men grote hoeveelheden houtskool nodig voor het smeedijzer, alsook waterkracht voor het aandrijven van de smeedhamers.

Over zoutwinning 
Sinds het begin van de 12ste eeuw brengt het „witte goud“ welvaart in het Ausseerland. Het met water uit de berg opgeloste zout (pekelwater) loopt vandaag de dag door een pijpleiding om verder verwerkt te worden in de zoutziederij Ebensee, Opperoostenrijk.

Over het zieden van zout
In grote zoutpannen werd de zoutoplos-sing verhit. De zoutzieders brachten het door verdamping uitgekristalliseerde zout tot aan de rand van de pan. Met een typisch werktuig, de lousse, vulden ze het zout in speciale bakken en comprimeerden het al stampend met een ander werktuig. Na drie uur kon de zoutkoepel uitgestort, gedroogd en bewaard worden.

Over het leven van de mijnwerkers 
De mijnwerkers konden vaak alleen maar in het weekend naar huis om hun families in het dal te zien. Het ondergrondse werk en het leven onder één dak stimuleerden het samenhorigheidsgevoel en het standsbewustzijn. Kledij, geloof en gewoontes weerspiegelen dit.

 

10 Over onderdak

Mensen bouwen hutten, huizen en stallen om te kunnen leven en werken. Hoe die eruit zien werd bepaald door de geografische ligging en het beschikbaar materiaal, de technische mogelijkheden en de ambachtelijke capaciteiten, ook behoeftes en rijkdom speelden een rol. Als bescherming tegen onweer en boze geesten beveiligde de mens zijn omgeving met dingen en tekens om onheil af te weren. Enkele dieren bouwen ook een onderkomen om zich te beschermen tegen vijanden of slecht weer en om hun jongen groot te brengen.

Boerderijtypes in het district Liezen 
Bovenaan het Ennsdal zijn grote dubbele boerderijen met platte dakens typisch. Kenmerkend voor het beeld van het midden van het Ennsdal en het Ausseerland zijn de kleine huizen met steile dakens en meerdere aangrenzende gebouwen.


De „rookkamer“ 
Tot in de 19de eeuw was de Rauchstube in de boerderijen van het Ennsdal een veel voorkomend iets. Deze plaats diende als keuken, woon- en werkkamer, gedeeltelijk ook als slaapkamer of zelfs om er kleine dieren in onder te brengen. Een essentieel kenmerk was de dubbele stookplaats met de open haard en de oven. Daar er geen schoorsteen was, was een vierde van deze plaats bovenaan vol met rook die dan wegtrok door een dakraam boven de kamerdeur.

Bescherming tegen onheil en gevaar 
De mens gelooft in de uitwerking van natuurwettelijk onverklaarde krachten. Hij kent aan bepaalde dingen, tekens, woorden of handelingen een bijzondere beschermende uitwerking op zijn leefomgeving toe. Catastrofes en onheil moeten afgeweerd worden, geluk en heil moeten opgewekt worden.

Over bijenhuisjes 
Wilde bijenvolkeren leefden in afgestorven bomen of in rotsspleten. Om gemakkelijker aan honing te geraken bouwde de mens een onderkomen voor de honingbij. In het Ennsdal waren dit houten stokken of strokorven. Vaak sierden fleurige schilderingen de houten huisjes.

Uit het leven van de dienstbode
Dienstboden versleten een groot deel van hun leven in vreemde boerderijen. Een eigen huis en familie bleven meestal een onvervulde wens en droom. Hun minimale bezittingen pasten dikwijls in één enkele kist. Meer hadden ze in de loop van een met werk gevuld leven niet vergaard.

11 Over het leven op de alm

In het district Liezen zijn er meer dan 700 gedeeltelijk beheerde alpenweiden ofte almen. Te voet liggen ze vaak tot op een afstand van tien uur van de boerderij verwijderd. De alpenweiden zijn tijdens de zomer een zelfstandig economisch gebied. Van oudsher wordt het werk bijna uitsluitend door vrouwen verricht. Als alpenherderinnen zijn ze in die tijd voor het vee van de boer verantwoordelijk en verwerken ze melk tot boter en kaas.

De berghutten 
Daar de almen ver van de boerderijen liggen, moesten er slaapplaatsen opgericht worden. Voor dit soort onderkomen gebruik-te men hout en stenen uit de onmiddellijke omgeving. De manier van bouwen van de berghutten was ongeveer dezelfde dan die van de boerderijen in het dal.

Vee 
Meestal werden de koeien alleen maar om te melken in de stal gebracht. Een soort gerinkel diende om de dieren te lokken, kromme stokken met ijzeren ringen om ze ergens heen te drijven. Doordat de koeien maar even in de stal waren viel er maar weinig mest, die de herderin dan al snel weer verwijderd had.
 

Melk 
Na het melken zeeft de alpenherderin de melk en giet ze in melkkarnen om de room te laten opkomen. Na een tijdje scheidt zich de room van de magere melk. Bij het uitgieten houdt de alpenherderin de laag room in de kuip tegen met behulp van een mesvormig houten werktuig.

Boter 
De alpenherderin slaat de lichtjes ver-zuurde room in de boterton zo lang tot er een klomp ontstaan is. Ze perst de boter in een gietvorm of versiert grotere botervlechten met een boterstempel en een wielvormig boterwerktuig.

Steirerkas 
In een koperen ketel wordt de verzuurde magere melk door verhitten tot stollen gebracht. Zo wordt de caseïne afgezonderd en door zeven van de wei gescheiden. Hiervoor gebruikt de alpenherderin speciale werktuigen. Ze drukt de kruime-lige kwark goed uit, kruidt met zout en peper en doet het geheel in een vorm, de kaskee. Na het drogen moet de kaas één tot twee maanden rijpen tot deze zijn typische aroma aanneemt.

Het leven van de alpenherderin 
De alpenherderin had door de haar opgedragen verantwoordelijkheid een bijzonders vooraanstaande positie aan de boerderij. Ze had op de alm een vrijer leven dan in het dal omdat ze ontkomen was aan de sociale controle van de dorpsgemeenschap. Dit uit zich in de spreuk „Auf der Alm, da gibt‘s ka Sünd“, op de alm, daar bestaan geen zonden.

Rahmzwecke 
Vele werktuigen van de alpenherderin, vooral een Rahmzweck, een speciaal mesvormig werktuig van hardhout om de room van de melk te scheppen, zijn met gelukstekens of almafbeeldingen versierd, soms ook met geometrische motieven. Jongens schonken ze de herderinnen meestal als liefdegift.

Botergietvorm 
Door het induwen van de boter in een vijfdelige klapgietvorm ontstonden boterblokken die aan de vijf kanten versierd zijn. Met een wielvormig boterwerktuig versierde de herderin de grote ovalen botervlechten.

De terugreis van de alm 
Veel te snel verstrijkt de korte zomer op de alm. Als dank voor een gelukkige tijd zonder ongevallen wordt het vee op de terugreis naar het dal kleurrijk versierd.

Verandering door beheer
Met het toenemend gebruik van de almgebieden werden deze met bergbos bedekte vlaktes vroeger door de mens gerooid. Bij de oorspronkelijk hier levende soorten zoals beflijster en notenkraker kwamen er nu cultuurvolgers bij zoals witte kwikstaart en zwarte roodstaart.

Hooi oogsten in de winter 
Een deel van het voer werd op steile, moeilijk toegankelijke bergweides gemaaid en in hooischuren bewaard. In de winter volgde dan het transport ervan. Met touw en bundels vlas bonden de mannen grote ballen in elkaar. Met deze zware last op hun rug gleden ze langs de steile hellingen tot in het dal. Op vlakker terrein legden ze planken onder het voer om beter te kunnen glijden.

12 Over de jachtkamer van de kasteelheer

Meubels van hertshoorn waren een modetrend uit de 19de eeuw. Graaf Josef Lamberg liet de meubels van de jachtkamer wel bij een ambachtsman uit de omgeving maken. De nauwgezette mozaïekachtige verwerking is hiervan een bijzonder kenmerk.

De laatste eigenaars van adel
Van 1878 tot 1941 bevond zich kasteel Trautenfels in het bezit van de familie Lamberg. In deze tijd ging het kasteel door een nieuwe bloeiperiode – het werd groots gerenoveerd, een nieuwe oprit en centrale verwarming werden aangelegd. Gravin Anna Lamberg verkocht in 1941 de eigendom aan de Duitse Rijkspost omwille van economische problemen.

Virtuele tour

nederlands

Kasteel Trautenfels

Landschapsmuseum

Dateigröße: 3 MB